Over testen

Wat is de betrouwbaarheid van snel- en zelftesten? 

Zelftesten 

De gevoeligheid van een zelftest is sterk afhankelijk van de virale lading. Een negatief resultaat sluit waarschijnlijk uit dat de persoon sterk infectieus is, maar niet dat hij/zij besmet is (geweest).  

De meeste zelftesten hebben een hoge specificiteit (>90%), maar minder dan 100%. De kans op vals positieve resultaten neemt daardoor sterk toe bij lage prevalentie. Er zijn twee erkende zelftesten, goedgekeurd door het FAGG.

De betrouwbaarheid is afhankelijk van wie de test uitvoert. De kans op vals-negatieve of vals-positieve resultaten is bijvoorbeeld hoger bij zelf-testen. Het juiste tijdstip van aflezen is belangrijk om vals positieve resultaten bij te lang wachten te vermijden. En een te oppervlakkige staalname kan te weinig viruspartikels oppikken, zodat de zelftest valsnegatief uitvalt. 

Sneltesten 

Het federale agentschap voor geneesmiddelen (FAGG) stelde een lijst op van testen die aan bepaalde minimumcriteria voldoen. De belangrijkste criteria om uit te drukken hoe betrouwbaar een test is, zijn sensitiviteit en specificiteit. 

  • De sensitiviteit drukt uit bij hoeveel procent van de personen die besmet zijn met het coronavirus de test effectief een positief resultaat oplevert ofwel het percentage terecht positieve resultaten. 
  • De specificiteit drukt uit bij hoeveel procent van de personen die niet besmet zijn met het coronavirus de test effectief een negatief resultaat oplevert ofwel het percentage terecht negatieve resultaten. 

De testen die opgenomen zijn in de lijst van het FAGG hebben een sensitiviteit van minimum 90%?en een specificiteit van 99%. Deze waarden worden echter door de fabrikant zelf aan het FAGG gerapporteerd en moeten daarom met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden.